KOOTWIJK - De naam van dit dorp, behorende onder de burgerlijke gemeente Barneveld, zweeft in de laatste tijd op veler lippen. Zonder twijfel is menigeen nieuwsgierig geworden naar het plaatsje dat zoveel van zich doet spreken; wellicht zal daarom het volgende welkom zijn:

De weg, die van Barneveld naar Kootwijk leidt voert de reiziger voor een deel door de barre kale heide; Kootwijk is het zandigste. plekje van Gelderland. De grote bossen die hier vroeger de bodem bedekten zijn grotendeels verdwenen. Sedert het uitroeien der bossen viel het de stormwind gemakkelijk de bodem op te woelen en menige bebouwbare plek van vroeger ligt nu onder het stuifzand bedolven. Om de zandverstuivingen te stuiten, zijn tussen de landerijen van Kootwijk en de zandheuvels, dennensingels en eikenhakhout aangelegd.

Het verstuiven van de bodem heeft evenwel ook een gunstige zijde. Daardoor zijn namelijk verscheidene voorwerpen blootgewoeld, die voor de oudheidkundige en de geschiedvorser van onschatbare waarde zijn. Vuurstenen pijlpunten, messen, krabbers, bijlen, enz. zijn hier in belangrijke hoeveelheid gevonden. Wijlen de Heer Nairac, burgemeester van Barneveld, zag eens in die buurt een schaapherder die een prachtig vuurstenen mes gebruikte om zijn pijp aan te ketsen. Op des burgemeesters vraag waar hij die steen gevonden had, antwoordde de “sjeper” dat het een donderkei was, die in de hei groeit of uit de lucht valt.

Het oudheidkundig Museum te Leiden, zowel als de verzameling op het Raadhuis te Barneveld, bezitten voorwerpen uit het grijs verleden, die te Kootwijk werden gevonden. Behalve werktuigen treft men hier en daar ook begraafplaatsen aan. In 1574 werd er een Saksische urn opgegraven van een halve meter hoog. In de omstreken van Kootwijk vond men ook “kernen”, dat zijn brokken vuursteen, waarvan de messen enz. zijn afgeslagen en die ook in Frankrijk in de omtrek van Grand -Pressigny (Dep. Indre et Loire) zijn gevonden.

In het prettig geschreven boekje van Burgemeester De Nairac “Een oud hoekje der Veluwe”, zijn een aantal aardige bijzonderheden omtrent Kootwijk te vinden. De naam van het dorp duidt een streek aan, waar veel schaapskooien gevonden worden (“Coto” betekent schaapskooi.)

Het kerkje van Kootwijk werd gedeeltelijk in de elfde, gedeeltelijk in de zestiende eeuw gebouwd. Bij het verlagen van de torenspits in 1838,. vond men op een anker het jaartal 1010. De klok is van 1025; ze is voorzien van het volgend opschrift:

Door het fyer ben ik gevloten

Peter van Trier heeft mij gegoten. 1625.

De kerk is er altijd zeer arm geweest; dat blijkt uit een aantekening in het boek der kerkvoogdij, waar men vermeld vindt, dat de staketsels om de Wheem door een boer, “die wat timmeren kende, geaccommedeerd zijn, en later dat de kerk door de diakenen is opgeverfd, omdat de kerk zo arm was.” In 1700 had men het zover gebracht, dat men een tinnen doopbak aanschaffen kon.

Midden in het dorp bevindt zich op een heuvelachtig terrein de gemeenteput, met aartsvaderlijke wipboom en emmer aan een ijzeren ketting.

De Maatschap Kootwijk is het gemeenschappelijk eigendom van de bezitters der oude boerderijen, “oudhoevigen” genaamd; het beheer over de gezamenlijke eigendom wordt gevoerd door vier maalmannen.

De Kootwijkers zijn van oudsher als uitmuntende stropers bekend. Circa 40 jaar geleden werd in de zandduinen “gestrikt” de burgemeester van Barneveld. De veldwachter, die de burgemeester vergezelde, deed onderzoek en rapporteerde “dat des burgemeesters edelachtbaar linkerbeen in een koperen hazenstrik vastzat.”

In de zomertijd ziet Kootwijk er nog al lief uit, dan is het een grote bloemhof, want de heggen der tuinen bestaan uit seringenstruiken. Wie echter om deze tijd van het jaar Kootwijk ziet, zou wel zeggen: “Wat een ellendige plek om daar te wonen.”

Omtrent Kootwijk, hetwelk in 1878 slechts 95 zielen telde, schreef De Nairac toen: De oude pastorie was een groot hol boerenhuis; de studeerkamer had een stenen vloer en naakte muren, rood en geel geverfd, en toch was dit schamele herdershuis nooit zonder bewoners. De nieuwe, flinke pastorie daarentegen is sedert jaren herderloos, de weleerwaarden bedanken allen voor de eer van het beroep; treurig teken des tijds! De kerkelijke gemeente Kootwijk met Kootwijkerbroek telt circa 425 zielen. N. v. d. D.

Bron: De Volksvriend 28 maart 1886