Verleden jaar, midden in het zomerseizoen 1925, is het Hilletje te Kootwijk, een hotelletje, dat als zomerverblijf een zekere naam had, tot de grond afgebrand. Dat was op zichzelf niets bijzonders en alleen door de omstandigheden, waaronder het gebeurde, heeft het bericht ervan onder het Gemengd Nieuws wat weer aandacht getrokken: een ontslagen en daardoor blijkbaar balorig geworden bediende van het Hilletje had de eigenaar en zijn gasten de onaangename verrassing van een brand midden in de nacht bereid door de boel aan te steken, na eerst in de buurt al op een anders plaats brand gesticht te hebben. In minder; dan geen tijd was het Hilletje toen geheel vernietigd, tot de grond afgebrand. Want een brandweer, die de brand had kunnen blussen of beperken, heeft men te Kootwijk niet.

Kootwijk is een zeer oud plaatsje en waarschijnlijk wel één van de eerste plaatsen van ons land waar mensen gewoond hebben. Tenminste, dat heeft men afgeleid uit sporen, urnen, scherven en dergelijke van zeer oude bewoners, die in de buurt zijn opgegraven. Deze zullen wel uit de tijd zijn toen er van het tegenwoordige Kootwijk nog helemaal geen sprake was. Maar ook uit latere tijd zijn er oude herinneringen, bijvoorbeeld het kerkje, dat uit het jaar 1000 moet dateren en zo’n herinnering was ook aan de naam van het Hilletje verbonden.

Wat die naam betekent, weet men niet precies; men denkt zoiets als heuveltje, wat zou kloppen met de ligging op een soort van hoogvlaktetje. Maar wij geven die afleiding voor beter.

Het Hilletje is vanouds de naam geweest van een herberg en pleisterplaats (wellicht niet zo heel veel jonger geweest is dan het Kootwijkse kerkje) de voorganger van de later tot pension verbouwde boerderij die verleden jaar bij de brand aan haar einde gekomen is. Bij het, oude Hilletje kruisten de weg van Keulen naar Harderwijk en de weg van Bentheim naar Amsterdam elkaar. De post verwisselde er blijkbaar van paarden en was het tegen het vallen van de avond, dat de reizigers er aan kwamen, dan zullen zij er overnacht hebben.

Een schitterend logement is het, naar oude afbeeldingen te oordelen, niet geweest, maar de mensen waren in die tijd dan ook nog niet zo veeleisend als tegenwoordig, en men kan zich voorstellen, dat de reizigers na de lange tocht over de slechte wegen van de eenzame, zeer dun bevolkte Veluwe, waar de spookgeschiedenissen altijd nieuwe stof vonden en het zeker niet altijd even pluis geweest zal zijn vanwege de landlopers en struikrovers, al heel erg in hun schik waren wanneer zij het Hilletje bereikt hadden en voor de nacht tenminste onder dak waren. . .

Van spookgeschiedenissen gesproken: er bestaat te Kootwijk nog altijd een verhaal van een man, die wegens moord terechtgesteld was en 's nachts op de wegen spookte. Reisde men in de avond langs een eenzame weg, en alle wegen zijn hier eenzaam, dan zat hij soms plotseling, zonder dat men gezien had vanwaar hij gekomen was, naast de voerman op de bok. En zijn verschijning was des te schrikwekkender doordat hij geen hoofd, maar in plaats daarvan een groots rossige vlam had, die rondom een vreemd en wel echt…. spookachtig licht verspreidde.. Nog de vaders van de tegenwoordige Kootwijkers hebben, zeggen déze, dit spook meermalen ontmoet, maar het tegenwoordige geslacht heeft het niet meer gezien. Het geloof aan de werkelijkheid van een verschijning, is echter nog niet helemaal afgestorven.

Om op het oude Hilletje terug te komen, het is niet precies bekend wanneer het heeft opgehouden als herberg te bestaan, maar het moet een paar honderd jaar geleden zijn. Toen is het dan tot boerderij verbouwd, veronderstelt men, of wel helemaal afgebroken en door de boerderij vervangen die er de naam van overgenomen heeft. Deze boerderij was nu een jaar of wat geleden in eigendom overgegaan aan een Haags advocaat, mr. Blaupot ten Cate, die niet ver van Kootwijk in het gehuchtje Kerkendel een buitenhuis had en wien het bij de aankoop van het Hilletje voornamelijk om de grond, die erbij hoorde, te doen was. Hij liet de oude boerderij een beetje veranderen, zoveel mogelijk het karakter ontziende, en maakte er een zomerhotelletje van, dat hij aan een uit Estland gevluchte Duitse dame, barones von Sass; verhuurde en zo heeft het Hilletje, want deze naam had het bij de verandering behouden, nóg een jaar of zes bestaan, tot het door de brand met de grond gelijk gemaakt werd.

Het Hilletje was er dus geweest, maar mr. Blaupot ten Cate heeft daarin niet berust. Van herstel van de oude toestand kon geen sprake wezen, want er was niets van over en de oude toestand was ook in menig opzicht verre van ideaal wat het comfort betreft. En dus heeft hij rondweg plannen gemaakt voor een geheel moderne wedergeboorte van het verdwenen pension. Deze winter zijn die uitgevoerd en het nieuwe Hilletje is de vorige week gereed gekomen. Het is een eenvoudig landelijk hotel geworden, met weinig kamers en zonder enige weelde, maar niettemin een gerieflijk zomerverblijf. Op uitnodiging van de heer Blaupot ten Cate hebben wij er zaterdagavond en een gedeelte van de zondag doorgebracht.

De weg naar het Hilletje is als vanouds moeilijk; er is eigenlijk helemaal geen weg, tenminste niet voor auto's en rijtuigen, maar dat is alles wel beschouwt juist een attractie van het plaatsje. Want het belet de dagjesmensen de toegang en van auto's met passanten zal men in Kootwijk ook geen last hebben. Dat men intussen wel met een auto naar Kootwijk komen kan, bewees ons de heer Blaupot ten Cate jr., die ons van de trein haalde en ons door het karrespoor, dat Kootwijk met zijn station verbindt, zonder al te veel schokken naar het Hilletje bracht. Het was buitengewoon slecht weer en van het voornemen vóór het eten een wandeling te maken, kon met de vreselijke regen niets komen. Maar wij hebben toch geen spijt gehad van ons tochtje. Want mevrouw von Sass weet het haar gasten gezellig te maken en bij het haardvuur in de kleine, intieme hall van het hotel kon men de misère van de regen buiten best vergeten.

Bij de inrichting van het hotel is het streven geweest er wat beters van te maken dan men gewoonlijk in zulke hotels vindt en dit is wel gelukt. De twee grote vertrekken beneden, de hall en de eetzaal, die ook als zitkamer voor de gasten bedoeld is, zijn met frisse originele kleuren gedecoreerd en de jonge Vaarzon Merel heelt, op de wanden van beide vertrekken een reeks van aan het Veluwse boerenleven ontleende, figuren geschilderd, die het in de omgeving uitstekend doen. Keurig zijn ook de kamer, alle met stromend water en brede ramen, waardoor men een prachtig uitzicht heeft op de omgeving van het huis. Een Palace-hotel is het nieuwe Hilletje niet geworden, maar wel een heel genoeglijk buitenhotel. De keuken is er echter niet minder dan waar ook en dit is de trots van mevrouw von Sass, die behalve een vrouw van de wereld ook een uitstekende administratrice is.

De avond werd bij het haardvuur doorgebracht in het gezelschap van haar, de familie Blaupot ten Cate en andere gasten. Voor de volgende ochtend stond weer een wandeling op het programma, maar ook deze viel in het water van de onbarmhartige regen. Toch hebben wij nog het een en ander van Kootwijk en zijn omgeving gezien. Kootwijk is als een oase in de zandwoestijn der verstuivingen, die aan dit gedeelte van de Veluwe een zo geheel apart karakter geven. Een klein plekje landbouwgrond, dat al van oudsher dateert en waarop alleen eigengeërfden wonen. De heer Blaupot meent in hun type nog sporen van Keltische afstamming te bespeuren, maar wij zonden de juistheid van deze opmerking niet durven beamen, want het is zo lang geleden….

Hoe dit zij, de Kootwijkers zijn een gemoedelijk volk. Met hun weinigen leven zij bijeen als een grote familie, waarbij zich een jaar of wat geleden het gezin Blaupot ten Cate is komen voegen. De heer Blaupot ten Cate sr. is nog altijd advocaat in Den Haag, maar leidt een dubbel leven en ieder weekend van hem is voor Kootwijk. Hij heeft daar zijn landerijen met proefvelden van allerlei gewas, dat voor de stadsmens interessant is om te zien, en zijn zoon, die er een boerderij heeft, is begonnen met de teelt van asperges, een hoogst merkwaardigs cultuur, zoals men weet, en voor deze streek wel iets heel nieuws, dat er wondergoed gedijt.

Een charme van Kootwijk is in deze tijd de overvloed van wilde seringen, waarin zijn huisjes weggedoken zijn. Buiten het kleine groene plekje, dat het beslaat, komt dan de heide, afgewisseld door de zich steeds uitbreidende bossen van het Staatsbosbeheer, maar de grootste merkwaardigheid en schoonheid van Kootwijk zijn toch wel de zandverstuivingen, die even herinneren aan het Hollandsche duinlandschap, maar bij nadere beschouwing toch weer een heel ander karakter hebben en door hun typische begroeiing en eigenaardige kleuren een heel aparte bekoring uitoefenen.

Verder weg naar de Harskamp in het Harskampse zand heeft, men grootse dennenbossen waar nooit een sterveling komt en die dan ook geheel het type van een oerbos hebben. De ANWB heeft overal zijn mooie fietspaden laten aanleggen, waarlangs men de dorpen van de omgeving: Garderen, Putten, Nijkerk, Barneveld, Ermelo, Epe. Tongeren, Vierhouten enz. gemakkelijk en in niet te lange tijd kan bereiken; ook Apeldoorn is niet ver. In eén woord: het is een echt-Veluws-aantrekkelijke omgeving, waarin, wie van de natuur houdt, veel kan genieten. En hoewel het weer tegenwerkte, hebben wij er genoten en zijn we met een aangename herinnering aan Kootwijk en de gulle gastvrijheid op het Hilletje huiswaarts gekeerd!

Bron: Nieuwe Rotterdamse Courant, 19 mei 1926